Beveiligingsinstellingen (menu 4-7)
Opmerking: Wanneer beveiligingsfuncties zijn ingeschakeld die oproepen
beperken (zoals Oproepen blokkeren, Besloten gebruikersgroepen en Vaste
nummers), kunnen in sommige netwerken nog wel bepaalde alarmnummers
gekozen worden (bijvoorbeeld 112 of een ander officieel alarmnummer).
•
PIN-code vragen
: u kunt de telefoon zodanig instellen dat gevraagd wordt naar
de PIN-code van de SIM-kaart wanneer de telefoon wordt ingeschakeld. Bij
sommige SIM-kaarten kan deze functie niet worden uitgeschakeld.
Copyright
©
2003 Nokia. All rights reserved.
48
•
Oproepen blokkeren
: met deze netwerkdienst kunt u uitgaande en inkomende
oproepen met de telefoon beperken. Selecteer een van de opties voor
blokkering en schakel de optie in (
Activeren
) of uit (
Annuleren
) of controleer of
een dienst geactiveerd is (
Controle status
).
•
Vaste nummers
: U kunt de uitgaande oproepen beperken tot geselecteerde
telefoonnummers (netwerkdienst).
•
Beperkte groep gebruikers
: met deze netwerkdienst kunt u een groep personen
opgeven naar wie u kunt bellen en die naar u kunnen bellen.
•
Beveiligingsniveau
: hiermee stelt u de telefoon zodanig in dat gevraagd wordt
naar de beveiligingscode wanneer een nieuwe SIM-kaart in de telefoon wordt
geplaatst (
Telefoon
) of wanneer u het telefoonboek van de telefoon selecteert
(
Geheugen
).
Wanneer u het beveiligingsniveau verandert, worden alle laatste oproepen –
met inbegrip van gemiste oproepen, ontvangen oproepen en gekozen nummers
– gewist.
•
Toegangscodes wijzigen
: hiermee kunt u de beveiligingscode, de PIN-code, de
PIN2-code of het blokkeerwachtwoord wijzigen. In deze codes kunnen alleen
de cijfers 0 tot en met 9 worden gebruikt.
Gebruik geen toegangscodes die lijken op alarmnummers, zoals 112, om te voorkomen dat
per ongeluk het alarmnummer wordt gekozen.